In 1993 en 1995 werd Limburg opgeschrikt door twee grote overstromingen van de Maas. Dergelijke hoge waterstanden waren sinds 1926 niet meer voorgekomen en de economische schade was dan ook enorm. Ter voorkoming van acute problemen en vooruitlopend op integrale beschermingsprogramma’s werden in 1996 tijdelijke maatregelen genomen die de veiligheid van het gebied op korte termijn moesten verbeteren: op diverse plekken werden nooddijken aangelegd en de Oude Maasarm tussen Ooijen en Wanssum, die voorheen altijd meestroomde met hoogwater, werd afgesloten.
De afdamming van de 10 kilometer lange Oude Maasarm veroorzaakte echter een onwenselijke opstuwing van het Maaswater bij Broekhuizen. In de wetenschap dat de waterkeringen tijdelijk waren en de Oude Maasarm in de toekomst weer zou moeten meestromen voor een duurzame waterveiligheid, werd het gebied achter de kades op voorhand aangemerkt als stroomvoerend- en bergend winterbed van de Maas. Daardoor was het nagenoeg onmogelijk om tussen Ooijen en Wanssum toestemming te krijgen voor nieuwbouw of uitbreiding van gebouwen. In een gebied met veel agrarische bedrijvigheid en een florerende haven, is dit vanzelfsprekend een zeer onwenselijke situatie.
Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum bood een definitieve oplossing voor de hoogwaterproblematiek.
De doelstellingen die met Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum gerealiseerd zijn kunnen samengevat worden in vijf punten:
Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum was een project van vijf overheden:
De uitvoering van het project was in handen van Mooder Maas, een aannemerscombinatie van de bedrijven Dura Vermeer en Ploegam.